Picture of author.

Jos Ghysen

Autor(a) de De Muzen hebben hun ekskuzen

51+ Works 226 Membros 1 Review

About the Author

Inclui os nomes: Jos Ghysen, Jos Ghijsen

Obras por Jos Ghysen

De Muzen hebben hun ekskuzen (1962) 14 exemplares
Met een majoor op schoot (1967) 12 exemplares
Ik dacht het maar (1987) 11 exemplares
Zie je wel ! (1968) 9 exemplares
In stukjes gevallen (1986) 9 exemplares
Het schurend scharniertje (1968) 9 exemplares
De golden sixties (1986) 8 exemplares
Zogezegd 6 exemplares
Een ballonnetje (1987) 6 exemplares
Mooi tot bewolkt (1986) 6 exemplares
De carrousel staat stil (1975) 6 exemplares
Bij leven en welzijn (1976) 6 exemplares
In juni roept de kwartel (1982) 5 exemplares
Notities voor iemand (1975) 4 exemplares
Tegen beter weten in (1980) 4 exemplares
Eerste Jos Ghysen omnibus (1977) 4 exemplares
Zoals zand tussen de vingers (1984) 4 exemplares
Mensen is misselijk 4 exemplares
Tussen zon en wolken (1983) 4 exemplares
Jos Ghysen omnibus (1987) 3 exemplares
Er komen betere tijden (1981) 3 exemplares
Mijn vader, toevallig (1987) 3 exemplares
De beste van Jos Ghysen (2001) 3 exemplares
Planeet X : zoekt een haven (1964) 3 exemplares
Ach, mensen (1976) 3 exemplares
Tweede Vlaamse humor omnibus (1981) — Contribuidor — 3 exemplares
Omnibus van de Vlaamse humor (1977) 3 exemplares
Lach jij maar (1972) 3 exemplares
Het is al vroeg laat (1988) 2 exemplares
Hoe is 't ? Alles goed ? (1992) 2 exemplares
Misschien is nog het zekerste (1983) 2 exemplares
Requiem voor Kristine 2 exemplares
Is het al zo laat? (1976) 2 exemplares
Het is nog niet morgen (1979) 2 exemplares
Voor wie fluit de merel ? (1977) 2 exemplares
Morgen misschien (1973) 2 exemplares
Soms blijft iets (2010) 1 exemplar
Onderweg naar huis (2004) 1 exemplar

Associated Works

Klinkende munt : de mooiste verhalen over geld (1994) — Contribuidor — 2 exemplares

Etiquetado

Conhecimento Comum

Nome canónico
Ghysen, Jos
Outros nomes
Roggen, André
Data de nascimento
1926-05-01
Sexo
male
Nacionalidade
België
Local de nascimento
Hasselt, Belgium
Educação
Sint-Jozef College
Ocupações
television presenter
writer
blogger

Membros

Críticas

Jos Ghysen, alweer meer dan negen jaar geleden overleden, was voor een aantal generaties Vlamingen zeker geen onbekende. En dat om meerdere redenen: op zijn achttiende, in 1944, publiceerde hij in een lokaal weekblad zijn eerste cursiefje en dat zou hij, op aandringen van de uitgever, zo’n vijftig jaar lang iedere week blijven doen. Tien jaar langer dan hij zijn cursiefjes zou vóórlezen in het BRT-programma Het Schurend Scharniertje, de uitzending waarmee hij vanaf 1954 - net iets minder lokale – roem zou vergaren in Vlaanderen. ‘t Is te zeggen: één van de uitzendingen, want Zondagsparasol en Het zal je plaat maar wezen (later Rodenbachstraat 29 genoemd), maar vooral Te bed of niet te bed droegen vervolgens alleen maar verder bij aan zijn bekendheid. In de jaren 1980 kwamen daar ook nog televisiespelletjes bij op de BRT en na zijn pensionering aldaar ging hij aan de slag bij VTM, waar hij onder meer Zondag Josdag presenteerde.

Dat wist ik (bijna) allemaal wel, zoals u mogelijk ook, maar ik moet daar in alle eerlijkheid aan toevoegen dat ik nooit een door hem gepresenteerd programma heb gehoord of gezien en – ondanks het feit dat ik een dertigtal bundels van hem staan heb – nooit een van zijn cursiefjes heb gelezen. Komt er ooit wel van, natuurlijk, maar de naam Ghysen komt nu eenmaal na (onder andere) Bomans en Carmiggelt, dus als ik naar cursiefjes grijp, komt Ghysen niet op de eerste plaats. En toch heb ik nu voorliggend De reizigers voor gisteren gelezen. Per ongeluk uit mijn kasten met ‘stukjes’ gevallen dan? Nope. Gewoon van tussen Het 25e uur van Virgil Gheorghiu en Een traan en een lach van Kahlil Gibran getrokken. En dat zijn geen van beide cursiefjesbundels (al is Een traan en een lach wél een bundel kortverhalen): ze zijn te vinden in mijn kasten met fictie, d.w.z. de fictie-met-uitzondering-van-cursiefjes, kasten waarvan ik me niet kon herinneren er ooit een boek van Ghysen in geklasseerd te hebben, maar ook kasten waarin dit boek terecht, euh, terechtgekomen was.

De reizigers voor gisteren is namelijk één van de zes romans die Ghysen geschreven heeft (Requiem voor Kristine, verschenen in 1958, is zijn bekendste boek in dat genre). Geen superdikke, nog geen honderdtachtig bladzijden lang, eentje waar je op een paar uur doorheen bent, maar desondanks een roman. Een roman met een beetje een bevreemdende opbouw, een roman die soms wat in mekaar geknutseld lijkt, een roman die ergens op het randje van het magisch realisme hangt, maar waarvan de auteur ofwel niet goed geweten heeft hoe hij dat randje achter zich moest laten ofwel dat niet gedurfd heeft. Droom en daad, heden, verleden en toekomst, worden de hele tijd door mekaar geweven, meestal duidelijk van elkaar te onderscheiden, maar er zijn ook momenten waarop je even moet nadenken in welke “realiteit” je je nu bevindt en het is twijfelachtig of de auteur dát werkelijk als bedoeling gehad heeft.

Twijfelachtig, net zoals de stijl van de auteur. De ene keer rechttoe rechtaan, de andere keer in dialoogvorm, weer een andere keer gezocht poëtisch. En dat werkt niet, dat leest stroef. Bijvoorbeeld in deze passage, waarmee het boek aanvangt: “Op de hand van de airhostess kwam een citroengele vlinder zitten. Het voorjaar dat een vrouw uitzocht om de afwezigheid te beklemtonen van kastanjelaars of andere uit elkaar spattende bomen op de betonnen vlakte. Voor het eerst dit jaar hing een trillende beweging van hitte over de doodsbleke linten van de startbanen. Mister Cornflake zag de vlinder en de vlinder zag honderdvoudig als een ver waas de gladde gebruinde huid van de airhostess. ‘Het is lente, mister Cornflake!’ zei de airhostess zonder haar hand te bewegen.” Of: “De lijst die mister Cornflake in de hand hield. Op de bovenste trede van de rijtrap. De heer en mevrouw Rhuyslinck. Hoe oud, dacht de airhostess, zonder het waarom te kennen. Zij was een oude dame. Misschien waren alle dames die Rhuyslinck heten oud? Kon natuurlijk niet. Een dwaasheid. Maar de hemel was blauw en daarom was zij bereid mevrouw Rhuyslinck gratie te verlenen. Tot vijfentwintig eventueel.” Noem mij een lastigaard, noem mij een slechte lezer, noem mij wat u wil, maar ik word kregelig van zo’n stijlwisselingen, al helemaal als ze op geen enkele manier doorgezet worden (wat ze niet worden) of functioneel zijn (wat ze niet zijn).

Nee, het is op zich zeker geen slecht idee geweest van Ghysen om een reeks personages bij mekaar te brengen die iets met mekaar te maken hebben, zonder dat die personages zich daarvan bewust zijn of minstens zonder dat ze er zich van bewust zijn dat ze bij mekaar zullen gebracht worden. Maar de auteur heeft z’n werk slechts half en half gedaan. Voor de meeste van die personages zit dat “iets” hem in de Tweede Wereldoorlog, maar ook niet voor allemaal, en een aantal van hen heeft met die Tweede Wereldoorlog zelfs helemaal geen uitstaans (toch minstens niet verhaaltechnisch). Bovendien hebben niet alle personages met mekaar te maken. Ja, Karel Rhuyslinck heeft een dirty little secret dat te maken heeft met die Tweede Wereldoorlog, maar nadat hij en zijn vrouw zijn ingeleid, moeten we bijna tot helemaal op het einde wachten vooraleer daar nog half en half iets mee gedaan wordt. Ja, Herr Sommer heeft ook zo’n geheimpje, maar alleen Herr Schneider weet daarvan. Diane Lebrun weet dan weer van een ánder geheimpje van diezelfde Herr (Hauptmann) Sommer, maar we komen zelfs uit haar gesprekken met Herr Schneider nooit te weten wat dat geheimpje dan wel mag zijn. Ja, Staels, de man wiens naam telkens weer door iedereen vergeten wordt, draagt ook zijn schande met zich mee, net zoals Redaëlli, maar Staels is er eigenlijk alleen maar om Redaëlli te verzekeren dat er geen ernstig gevolg geweest is aan zijn geheimpje, en wat Staels geheim is, wordt óók al niet duidelijk. En dan zijn er nog juffrouw Hoorn, die kennelijk geen rol heeft behalve ziek worden, en de al genaamde Cornflake wiens rol duidelijk niet die van een gewone reisagent is, maar waarvan we uiteindelijk ook al niet meer te weten komen.

Goed, een van de personages (u kan het boek zelf altijd nog eens lezen als u dat wil) blijkt op het einde van het verhaal al een paar jaar dood te zijn, maar door de warrige structuur is het op geen enkele manier duidelijk hoe ver dat einde van het verhaal zich ná het einde van de reis (naar gisteren dus) afspeelt. En het reisbureau blijkt niet te bestaan en wellicht nooit bestaan te hebben. Die twee zaken zorgen voor wat ik eerder het “magisch realisme” noemde. Maar Redaëlli en Staels hebben behalve met mekaar niks met de andere personages te maken; de Rhuyslincks hebben nauwelijks iets met mekaar en hij alleen met een Ortskommandant; Hoorn gaat op het einde op zoek naar Cornflake, maar vindt hem niet; en Schneider en Lebrun hebben wel iets met mekaar, maar dat gaat dan weer (half en half, want niks in dit verhaal is duidelijk) om zeep door de verhouding tussen Schneider en Sommer enerzijds en Lebrun en Sommer anderzijds. “(…) er kwam geen mens in je leven die er geen funktie had”, denkt Schneider op een zeker moment, maar de enige functie van deze groep mensen lijkt te zijn dat als aparte items behandeld de relaties tussen een aantal van hen en de verhalen van elk van hen (gaande van collaboratie over angsthazerij tot verraad aan zichzelf of een ander) te dunnetjes zouden zijn geweest voor een lang verhaal en te stevig voor een kort verhaal. Het losse zand samen scheppen en het op reis naar Tunesië sturen, heeft dat probleem helaas niet opgelost. Jammer, want er zaten wél bruikbare korrels tussen.

Björn Roose
… (mais)
 
Assinalado
Bjorn_Roose | Jun 20, 2023 |

Prémios

You May Also Like

Associated Authors

Louis Verbeeck Contributor
Herman De Coninck Contributor
Gaston Durnez Contributor
Pol Vanhaverbeke Contributor
Jan De Spot Contributor
Jim Brasseur Contributor

Estatísticas

Obras
51
Also by
1
Membros
226
Popularidade
#99,470
Avaliação
3.1
Críticas
1
ISBN
49

Tabelas & Gráficos