Página InicialGruposDiscussãoMaisZeitgeist
Pesquisar O Sítio Web
Este sítio web usa «cookies» para fornecer os seus serviços, para melhorar o desempenho, para analítica e (se não estiver autenticado) para publicidade. Ao usar o LibraryThing está a reconhecer que leu e compreende os nossos Termos de Serviço e Política de Privacidade. A sua utilização deste sítio e serviços está sujeita a essas políticas e termos.

Resultados dos Livros Google

Carregue numa fotografia para ir para os Livros Google.

A carregar...

Jew Süss (1925)

por Lion Feuchtwanger

Outros autores: Ver a secção outros autores.

MembrosCríticasPopularidadeAvaliação médiaMenções
360871,356 (3.97)15
"The Book; yes, their Book. They had no state, holding them together, no country, no soil, no king, no form of life in common. If, in spite of this, they were one, more one than all the other peoples of the world, it was the Book that sweated them into unity. Brown, white, black, yellow Jews, large and small, splendid and in rags, godless and pious, they might crouch and dream all their lives in a quiet room, or fare splendidly in a radiant, golden whirlwind over the earth, but sunk deep in all of them was the lesson of the Book. Manifold is the world, but it is vain and fleeting as wind; but one and only is the God of Israel, the everlasting, the infinite, the Jehovah." -Jud Suss, 1925. When Feuchtwanger's two best known novels "Jew Suss" ("Power") and "Ugly Duchess" were first translated into English in the 1920s, they caused a tremendous sensation in England and then in America. The critics all hailed Feuchtwanger as the master of the historical novel-the peer of Dumas and Scott but written with the psychology of our own day. "Jew Suss," set in the 18th century Germany (at the time consisting of numerous fragmented independent states), deals with an identity crisis: in order to gain social power, the novel's protagonist attempts to forsake his Jewish heritage and becomes assimilated into the mainstream of German culture. More than that, Suss finds himself being in the position of potential kingmaker. Brilliant, attractive and with an insatiable lust for power, he practically ruled the Duke and his court, pandering to the vices of dissolute nobility, mounting through his intrigues to dizzying heights of power. Suss's only vulnerable spot, however, is his precious, exquisite, gentle daughter, Naomi. When her beauty became exposed to the beastliness of the Duke, tragedy came swiftly after.… (mais)
A carregar...

Adira ao LibraryThing para descobrir se irá gostar deste livro.

Ainda não há conversas na Discussão sobre este livro.

» Ver também 15 menções

Inglês (3)  Alemão (2)  Espanhol (1)  Holandês (1)  Francês (1)  Todas as línguas (8)
Mostrando 1-5 de 8 (seguinte | mostrar todos)
A remarkable achievement that left me wondering how Feuchtwanger can have essentially dropped out of sight of modern readers. I have several other books of his and now they need to move up the list. I cannot help but wonder how he would fare in a modern translation (mine, and I think the only one in English, is old; it was done by the indefatigable translators from the 1930s, Willa and Edwin Muir. There were some oddities but overall I thought it a very fluid job); the writing is strong and wonderfully evocative. Feuchtwanger has chosen a true story to retell and, of course, embellish. It’s one of those stories that is so unbelievable that it cannot be anything except true (and my quick researches suggest that it is largely based on history, though deviating significantly in the end. Even so, Feuchtwanger’s ending struck me as just about perfect.) It is the story of a court Jew, Joseph Süss (or Süß) Oppenheimer (1698-1738), whose extraordinary gift for finance and feel for politics leads to his position as the top financial advisor—and then, the top advisor in all ways—for the Duke Karl Alexander of Württemberg. It is the story of his rise and fall and is crammed full of politics, religion, psychology, and even sex, all in a cauldron of inconceivable wealth and power. It evokes the time and the place so brilliantly you can smell the decay. Hubris? To excess. Wisdom? Remarkably enough, more than plenty. By turns hilarious and immensely sad, it is an extraordinary book. ( )
  Gypsy_Boy | Aug 24, 2023 |
El protagonista de esta novela es el rico y prominente banquero judío Reb Joseph Süss-Oppenheimer, personaje histórico que vivió en los primeros decenios del siglo XVIII, y fue consejero de finanzas y protegido del duque Karl-Alexander de Württemberg. Como se había ganado muchos enemigos con su política fiscal, a la muerte de su protector fue procesado por traición y condenado a morir en la horca.
En la obra, el duque es de temperamento alegre y valiente, libertino y violento, y es Süss quien dirige la vida económica del país, impone onerosos impuestos y viola sistemáticamente las leyes. Desde luego, defiende los intereses de su amo, pero tampoco olvida los propios.
  Natt90 | Jan 5, 2023 |
Ik meen me vagelijk te herinneren dat ik ooit eens op een of andere rommelmarkt de film Jud Süss gekocht heb. Op video (en dan bedoel ik op band), dus heb ik hem – wegens een opkuisactie bij een van mijn verhuizingen – nu niet meer, wat mijn herinnering oncontroleerbaar maakt. Voor de duidelijkheid: ik heb het niet over de Britse film https://www.youtube.com/watch?v=dMTHwuQnIKA uit 1934, noch uiteraard over de Duitse film https://www.youtube.com/watch?v=T8irkyUcKT0 uit 2011, maar over de film waarover die laatste gaat, de Duitse film uit 1940, een film die in zo’n kwaad daglicht staat dat ie zelfs nu nog moeilijk te vinden is op het internet (dit stukje https://www.youtube.com/watch?v=XIzfQlTxdZI was het enige dat ik op YouTube kon vinden). Duitse film, 1940, “kwaad daglicht”, “Jood” … u raadt het al, Jud Süss is een hevig antisemitische film, een film die ook alleen maar gemaakt werd om het antisemitisme in Duitsland wat verder aan te jagen.

Het verbaasde mij dus in eerste instantie het gelijknamige boek tegen te komen: in een Nederlandstalige editie (uitgegeven bij L.J. Veen’s Uitgeversmij N.V. te Amsterdam), verschenen ver na de Tweede Wereldoorlog, en niet verborgen in een of ander hoekje. Op de achterflap staat dan ook voor de goede verstaander aangegeven dat de auteur van het boek niks te maken heeft met het nationaal-socialistische regime: “Lion Feuchtwanger, die in 1884 geboren werd, schreef behalve Jud Süss nog enkele romans en toneelstukken, de laatste gedeeltelijk in samenwerking met Bertold Brecht. In 1929 kwam zijn werk ‘Erfolg’ (Succes) uit, waarin hij de opkomst van Hitler beschrijft.” En ik dedouaneer dit werk graag verder: ja, antisemitisme speelt er een grote rol in – uiteraard –, maar het boek is absoluut niét antisemitisch. Ik zou zelfs durven zeggen dat de enigen die er zonder schade van af komen – schade toegebracht door de scherpe pen van de schrijver – de joodse spelers in het verhaal zijn. De hoofdrolspeler, Süss, kan als jood natuurlijk niet heilig verklaard worden (ik denk toch niet dat het jodendom heiligen kent), maar tegen het einde van het boek aan ís hij het wel zo ongeveer.

Ga daar echter niet de conclusie uit trekken dat dit een, wat dan heet, filosemitisch boek is, want dat klopt ook niet. De pen van Lion Feuchtwanger is scherp, maar zijn ogen waren duidelijk in staat tot zeer objectieve waarnemingen van de mensen van zijn tijd en de tijden daarvoor. Of dat nu vrouwen of mannen, politici of paupers, katholieken of protestanten, joden of gojim, stadsbewoners of plattelanders waren of weer iets anders, ze stáán er, in dit boek. Zoals ze zijn. Of zoals de achterflap verder aangeeft: “In zijn roman Jud Süss heeft Lion Feuchtwanger een treffend, verantwoord beeld gegeven van de politieke machtsstrijd binnen het hertogdom Wurtemberg (sic) in het begin van de 18de eeuw en van de belangrijke plaats die dit land in het Heilige Roomse Rijk innam. Hoewel zelf jood, trekt hij geen partij: noch voor de ‘bieder’, maar soms benepen parlementariërs, noch voor de katholieke ijveraars met hun intriges, noch voor de joviale hertog of diens ‘hofjood’ die, niet alleen uit solidariteit maar ook uit eigenbelang, zijn rasgenoten in bescherming neemt. We zouden Süss kunnen vergelijken met Reinaard de Vos: wij bewonderen zijn slimme streken en zijn charme, maar vinden zijn niets ontziende machts- en bezitswellust onuitstaanbaar. Zo staat ook de hertog er tegenover, aan wiens opkomst Süss de zijne heeft gekoppeld. Karl Alexander, veldheer en allesbehalve diplomaat, heeft de hersens van de jood nodig om met voorbijgaan van de grondwet land en volk van Wurtemberg (sic) aan zijn eigen glorie dienstbaar te maken. Juist als hij meent zijn doel volledig te hebben bereikt en zich van Süss te kunnen ontdoen, heeft integendeel de jood zijn val bewerkstelligd. Hier houdt de vergelijking met Reinaard op, die immers wel zijn haren maar niet zijn streken verliest. Süss neemt vrijwillig zijn aandeel in de schuld op zich, en als dit betekent dat een smadelijke dood hem wacht, gaat hij dit einde met opgeheven hoofd tegemoet, in zekere zin nog om zijn grandeur bewonderd en zelfs benijd door enkele regeerders van het tweede plan.”

Dat is dus niet gewoon een inleiding, dat is werkelijk de (zeer) korte samenvatting van het boek. Er zou eigenlijk spoiler alert moeten voor staan, maar wie een béétje graag leest, wil natuurlijk wel weten hoe die opkomst en ondergang van Süss nu precies verloopt en hoe hij van een redelijk gewetenloze schurk evolueert naar een boeteling. Daar zijn uiteindelijk zo’n 400 dichtbedrukte bladzijden voor nodig in een stijl die af en toe een beetje ergerniswekkend is (voor mij toch). Op termijn went die stijl, maar met dit citaat uit de eerste bladzijde maak ik vermoedelijk wel duidelijk dat dat wennen niet metéén gebeurt: “Langs de wegen trokken gewone postwagens, onoverdekte karren, zonder bekleding op de zitplaatsen, zonder leuning, hotsend, vaak opgelapt, en de snellere wagens van de extra-post, vierpersoons, met vijf paarden, die tot honderd vijftig kilometer per dag konden afleggen. De ijlkoeriers van de hoven en gezanten trokken erlangs, op goede paarden, vaak verwisseld, met verzegelde tassen, en de langzamere boden van de Thurn- und Taxische post. Er trokken handwerksgezellen met ransels, degelijke en gevaarlijke, en studenten, sommige mager en goedaardig, andere stoer en driest, en benepen kijkende monniken, zwetend in hun pijen. De huifwagens van de grote kooplieden trokken heen en weer, en de handkarren van joodse marskramers. In zes soliede, ietwat sjofele reiskoetsen trok de koning van Pruisen, die bij de Zuidduitse hoven op bezoek was geweest, met zijn gevolg. Naar het westen trokken, een eindeloze worm van mensen en vee en wagens, de protestanten voort, door de Salzburgse vorst-bisschop met hoon uit zijn land verjaagd. Bont geklede komedianten trokken her en der, en in zichzelf gekeerde piëtisten in sobere dracht; en in een prachtige kales met voorrijder en groot escorte reisde de lange magere, hoogmoedig kijkende Venetiaanse gezant aan het Saksische hof. Op weg naar Frankfort trokken onordelijk op moeizaam volgeladen voertuigen joden, die uit een midden-Duitse rijksstad waren verdreven. Magisters en edellieden en zijden hoeren en lakense referendarissen van het kantongerecht trokken allerwegen. Behaaglijk in vele koetsen trok de dikke, slim en vrolijk kijkende vorst-bisschop van Würzburg, en gehavend en te voet trok een professor van de Beierse universiteit te Landshut, die wegens opstandige en ketterse redevoeringen was ontslagen. Met de agenten van een Engelse scheepvaartmaatschappij en met vrouw, hond en kind trokken Zwabische landverhuizers, die naar Pennsylvanië wilden. Vroom, baldadig en rumoerig trokken bedevaartgangers uit Neder-Saksen naar Rome; met scherpe, behoedzame blik overal rondneuzend trokken zilveropkopers en vee- en graanopkopers van de Weense legerbevoorrading door het land en er trokken afgedankte keizerlijke soldaten uit de Turkse oorlogen en goochelaars en alchimisten en bedelvolk en jonge heren met hun gouverneurs op reis van Vlaanderen naar Venetië. Dat alles trok heen en weer, kruiste elkaar, dromde soms samen, jakkerde, struikelde, sjokte op zijn gemak, vloekte over de slechte wegen, lachte, verbitterd of gemoedelijk spottend om de langzaamheid van de post, mopperde over de afgebeulde knollen, het gebrekkige voertuig. Dat alles kwam en ging als eb en vloed, praatte, bad, hoereerde, lasterde, was bang of blij, ademde.” Ik heb, echt waar, op mijn tanden moeten bijten om de eerste twintig bladzijden door te komen, maar daarna namen de beschrijvingen wat af en kwam ik in de “actie” terecht en ging het een heel stuk beter.

De lezer ontmoet uiteraard Josef Süss, de hoofdrolspeler, jood maar nauwelijks praktiserend; diens collega Isaak Landauer, eveneens jood en zeer praktiserend, ook in de uiterlijkheden; Nicklas Pfäffle, Süss’ knecht; Gabriel Oppenheimer van Straaten, de Hollander die “met een heel jong meisje, een kamenier, een bediende” in een afgelegen huis in de omgeving van Hirsau woont; geheimraad Fichtel, “specialist voor alle Zwabische zaken”; Magdalen Sibylle, die het haar vader kwalijk neemt dat hij koffie drinkt, “dat nieuwerwetse spul (…) dat de kannibalen hadden uitgevonden”; Karl Alexander, “de blonde Wurttemberger”; Marie Auguste, die “nog nooit van zo nabij een levende jood [had] gezien en in antwoord op haar vraag aan geheimraad Fichtel of “hij ook kinderen af[maakte]” van deze het antwoord kreeg: “Maar heel zelden (…) over het algemeen houdt hij zich meer aan grote heren.”. Dezelfde Marie Auguste die later oordeelt: “Hij was trouwens heel aardig en amusant en helemaal niet weerwolfachtig, zoals zij zich oorspronkelijk de joden had voorgesteld.” Karl Alexander die over hem zegt: “Steden en dorpen zouden we kunnen kopen voor wat die ons afhandig heeft gemaakt. (…) Dat is zijn goed recht. Daarvoor is hij jood. Maar hij is heel bruikbaar.” Magdalen Sibylle die de bekeerde katholiek Karl Alexander een heiden vindt.

Maar natuurlijk ook Harpprecht, “de jurist, de bedaarde, de bedachtzame, omzichtige man”; Bilfinger, “de vertrouwde vriend van de wijd en zijd beroemde filosoof Wolf”; konkelende en plooiende parlementariërs (zijn er ooit andere geweest?); Naemi, de dochter van Süss, het “heel jong meisje” dat onder de hoede van Gabriel Oppenheimer van Straaten leeft en haar vader en diens bezigheden nauwelijks kent, maar hem toch heel hoog inschat (“Simson, die de Filistijnen, (…) David, die Goliath verslaat”); de moeder van de hoofdrolspeler, “de mooie oude, dwaze vrouw” die “haar ijdele bewondering onder zijn voeten uit[spreidt] als een zacht tapijt”; Beata Sturmin, “het ouder wordende, heilige blinde meisje”; Dr. Wendelin Breyer, de sidderende hofarts van de zuipende Karl Alexander; en Georg Eberhard von Heydersdorff, “veldmaarschalk-luitenant, zeer verdienstelijk in de Turkse oorlogen, commandeur in de Duitse orde te Heilbronn, commandant te Heidelberg in de Franse oorlog”, christen, geëindigd aan de galg, en post mortem tot vader van Süss uitgeroepen.

En dat terwijl Süss zijn web uitspreidt, Karl Alexander alle macht naar zich toe probeert te trekken, de politici proberen te redden wat ze voor zichzelf kunnen redden, en het volk niet meer doet dan dat alles nog maar eens ondergaan. Of zich wenden tot de god van het ondergaan: “Wanneer men een hond de hele dag slaat, zo preekte hij, dan gaat hij ervandoor en zoekt een andere heer. De gewone luitjes waren een dergelijke hond. De hertog sloeg erop los, de soldaten sloegen erop los, de drosten, de officieren sloegen erop los, maar de voornaamste stok was Süss de jood. Dat verdragen ze niet, ze gaan er dus vandoor en zoeken een andere heer: Christus.” Of de andere goden van Israël, for that matter.

Wat uiteraard niet verhinderde dat “de sociale structuur van de wereld (…) aan het veranderen [was]. Vroeger werd de waarde van een man bepaald door stand en geboorte, nu door geld. Toen men de verachten en gehaten tot gemonopoliseerde beheerders van het geld had verheven, had men hun zelf het touw toegeworpen waarlangs zij omhoogklommen. Nu was het raderwerk van het geld het levende bloed van de staat en de maatschappij, en de joden waren daarvan het belangrijkste rad, waren van die gehele gecompliceerde machinerie de spil en voornaamste hefboom. Haalde men hen eruit, dan viel maatschappij en staat in duigen. De hertog, teken en symbool van de oude orde, van stand en geboorte, en de jood, teken en symbool van de nieuwe orde, het geld, reikten elkaar de hand, waren met elkaar verweven, lagen op het volk, eendrachtig, zogen zijn merg uit, voor elkaar.”

Maar dan komt het moment dat de oude orde zich tegen de nieuwe orde keert en de nieuwe orde tot inkeer komt (de achterflap heeft niet verraden hoe en ik zal dat ook niet doen). Openlijk keert de nieuwe orde zich vervolgens tegen de oude orde, terwijl die oude orde daar niks kan aan doen omdat ze de nieuwe zo mogelijk méér nodig heeft dan omgekeerd. Terwijl het volk ook vergeet dat het versmacht wordt door de combinatie van de twee en zich, eveneens openlijk, tegen de nieuwe orde keert, en de immer deugdzame parlementariërs weer in een goed blaadje bij het volk én aan de macht proberen te komen door zich tegen beide te keren.

En als aan het einde van de rit werkelijk iederéén in de miserie zit, dan is er nog altijd één redder in nood: de jood. “(…) als zij hem pakten, als ze hem opsloten, dan was er één die geheel vooraan stond, waarop alle woede zich het eerst zou storten en al het ergste kon worden afgewenteld. (…) allen concludeerden tot het besluit: Ja! De jood pakken! Dat is de redding! De jood moet hangen!” En zo gebeurt het ook: “Beter dat de jood ten onrechte wordt gewurgd (…) dan dat hij terecht blijft leven en het land verder gist.”

Een pracht van een verhaal, voorspelbaar uiteraard (zelfs als de achterflap geen samenvatting was geweest), maar ook van alle tijden. En daarbij zal altijd iemand de jood zijn, zal altijd iemand te lang hand in hand lopen met wie in essentie zijn vijand is, zal altijd iemand tot inkeer komen als het eigenlijk al te laat is. De kans dat “de mensheid” van dit soort verhalen ooit wat leert, is dan ook onbestaande. “De mensheid” is als geheel zelfs niet het kleinste gemeen veelvoud van de mensen an sich, en ook niet de grootste gemene deler, maar slechts de kleinste gemene deler. Gemeen is ze in ieder geval. Wie aan dat laatste twijfelt, moet zich eens serieus afvragen wiens zelfbeschikkingsrecht hijzelf allemaal zou willen opofferen voor het terugkrijgen van de “vrijheid” die hem volkomen ten onrechte werd afgenomen door een of ander zichzelf democratisch noemend regime en hoevelen zijn mening delen. ( )
  Bjorn_Roose | Aug 26, 2021 |
> Michaud Claude. Lion Feuchtwanger : Le Juif Süss, 1999.
In: Dix-huitième Siècle, n°32, 2000. Le rire, sous la direction de Lise Andries . p. 652… ; (en ligne),
URL : https://www.persee.fr/doc/dhs_0070-6760_2000_num_32_1_2381_t1_0652_0000_2

> La revue de presse : Marc Riglet - (L'Express) - Publié le 31/05/2010
Deux rééditions de Lion Feuchtwanger : un roman et une autobiographie retraçant son exil en France. … ; (en ligne),
URL : https://www-lexpress-fr.cdn.ampproject.org/c/s/www.lexpress.fr/culture/livre/le-...
  Joop-le-philosophe | Jan 21, 2021 |
The 1926 English translation of Lion Feuchtwanger's 1925 novel Jud Süß (or Jew Süss, subsequently retitled Power in the Modern Library edition of 1932, which also deleted the chapter numbers from the five "books" of Jew Süss) was the nominal basis for the infamous 1940 anti-Semitic Nazi propaganda movie of the same name, directed by Veit Harlan, who would go on to be Stanley Kubrick's uncle-in-law.

Jew Süss is loosely based on the life of Joseph Süß Oppenheimer (1698-1738; "süß" or "süss" means "sweet" or "cute," BTW), "a Jewish banker and financial planner for Duke Karl Alexander of Württemberg in Stuttgart. He was a nephew and stepson of the banker Samuel Oppenheimer, diplomat and Shtadlan to Kaiser Leopold of Austria." (Feuchtwanger's novel was not the first prose treatment of Süß Oppenheimer's story, nor was the 1940 film the first cinematic treatment of it.) While it started out as a detached and cynical "big picture" narrative roughly comparable in tone to B. Traven's Jungle series (Traven was also a German author and a near contemporary of Feuchtwanger's), it turned into a melodrama in the middle of Book IV ("The Duke"), where Duke Karl Alexander causes the death of Süss's daughter Naemi by chasing her through her house, probably with the design of raping her. The melodrama was not quite to the level of Shakespeare's The Merchant of Venice (although the implicit parallels in Book V between Süss and Christ are more of what Marlowe might've attempted, had the times in which he'd lived been even slightly more permissive), but it wasn't as broad or shallow as I'd feared either.

I would definitely be interested in a fresh English translation (Dedalus Books, I'm looking at you), and I wish that Feuchtwanger threw a few more dates into the narrative; I would love an edition with explanatory notes (such as whether "Swabian" really is a separate language or a dialect, part of southern German), background material on the Holy Roman Empire (and Swabia in particular) of the early 1700s, an essay on the titular character and his place within the Oppenheimer family (as well as an explanation why his last name is Süss and not Oppenheimer...), etc., etc.

Feuchtwanger also wrote the Josephus Trilogy (Josephus [literal translation of the German title: "The Jewish War"], The Jews of Rome [lit.: "The Sons"], and Josephus and the Emperor [lit.: "The Day Will Come"; some English editions are titled this]), The Pretender (1936: about Terentius Maximus, the false Nero; the German title translates as "The False Nero") and Foxes in the Vineyard (a.k.a. Proud Destiny, about Pierre Beaumarchais and Benjamin Franklin in Paris from 1776). Feuchtwanger fled the Nazis in the 1930s, but has come under some criticism for soft-soaping Stalin's atrocities. ( )
  uvula_fr_b4 | Jan 12, 2014 |
Mostrando 1-5 de 8 (seguinte | mostrar todos)
sem críticas | adicionar uma crítica

» Adicionar outros autores (4 possíveis)

Nome do autorPapelTipo de autorObra?Estado
Lion Feuchtwangerautor principaltodas as ediçõescalculado
Muir, EdwinTradutorautor secundárioalgumas ediçõesconfirmado
Muir, WillaTradutorautor secundárioalgumas ediçõesconfirmado
Niémetz, SergeTradutorautor secundárioalgumas ediçõesconfirmado
Niémetz, SergePrefácioautor secundárioalgumas ediçõesconfirmado
Poliakov, LéonPrefácioautor secundárioalgumas ediçõesconfirmado
Rémon, MauriceTradutorautor secundárioalgumas ediçõesconfirmado
Vriesland, Victor E. vanTradutorautor secundárioalgumas ediçõesconfirmado
Tem de autenticar-se para poder editar dados do Conhecimento Comum.
Para mais ajuda veja a página de ajuda do Conhecimento Comum.
Título canónico
Informação do Conhecimento Comum em inglês. Edite para a localizar na sua língua.
Título original
Títulos alternativos
Informação do Conhecimento Comum em inglês. Edite para a localizar na sua língua.
Data da publicação original
Pessoas/Personagens
Informação do Conhecimento Comum em inglês. Edite para a localizar na sua língua.
Locais importantes
Acontecimentos importantes
Filmes relacionados
Epígrafe
Dedicatória
Primeiras palavras
Citações
Últimas palavras
Nota de desambiguação
Editores da Editora
Autores de citações elogiosas (normalmente na contracapa do livro)
Língua original
Informação do Conhecimento Comum em alemão. Edite para a localizar na sua língua.
DDC/MDS canónico
LCC Canónico

Referências a esta obra em recursos externos.

Wikipédia em inglês

Nenhum(a)

"The Book; yes, their Book. They had no state, holding them together, no country, no soil, no king, no form of life in common. If, in spite of this, they were one, more one than all the other peoples of the world, it was the Book that sweated them into unity. Brown, white, black, yellow Jews, large and small, splendid and in rags, godless and pious, they might crouch and dream all their lives in a quiet room, or fare splendidly in a radiant, golden whirlwind over the earth, but sunk deep in all of them was the lesson of the Book. Manifold is the world, but it is vain and fleeting as wind; but one and only is the God of Israel, the everlasting, the infinite, the Jehovah." -Jud Suss, 1925. When Feuchtwanger's two best known novels "Jew Suss" ("Power") and "Ugly Duchess" were first translated into English in the 1920s, they caused a tremendous sensation in England and then in America. The critics all hailed Feuchtwanger as the master of the historical novel-the peer of Dumas and Scott but written with the psychology of our own day. "Jew Suss," set in the 18th century Germany (at the time consisting of numerous fragmented independent states), deals with an identity crisis: in order to gain social power, the novel's protagonist attempts to forsake his Jewish heritage and becomes assimilated into the mainstream of German culture. More than that, Suss finds himself being in the position of potential kingmaker. Brilliant, attractive and with an insatiable lust for power, he practically ruled the Duke and his court, pandering to the vices of dissolute nobility, mounting through his intrigues to dizzying heights of power. Suss's only vulnerable spot, however, is his precious, exquisite, gentle daughter, Naomi. When her beauty became exposed to the beastliness of the Duke, tragedy came swiftly after.

Não foram encontradas descrições de bibliotecas.

Descrição do livro
Resumo Haiku

Current Discussions

Nenhum(a)

Capas populares

Ligações Rápidas

Avaliação

Média: (3.97)
0.5
1 1
1.5
2 4
2.5
3 6
3.5 1
4 14
4.5 4
5 14

É você?

Torne-se num Autor LibraryThing.

 

Acerca | Contacto | LibraryThing.com | Privacidade/Termos | Ajuda/Perguntas Frequentes | Blogue | Loja | APIs | TinyCat | Bibliotecas Legadas | Primeiros Críticos | Conhecimento Comum | 204,459,205 livros! | Barra de topo: Sempre visível